In de GRADE-trial werd het effect onderzocht van verschillende typen glucose-verlagende medicatie toegevoegd aan metformine bij mensen met type 2 diabetes. De onderzochte middelen waren: insuline glargine, het sulfonylureumderivaat glimepiride, de GLP-1 receptoragonist liraglutide en de DPP-4 remmer sitagliptine.
In GRADE werd als extra secundaire uitkomst ook cognitie meegenomen, gemeten met een korte test (Digit Symbol Substitution Test). In de studie zaten 3,721 mensen met type 2 diabetes met een gemiddelde leeftijd van 57 jaar en 38% was vrouw. De diabetes duur was relatief kort (<10 jaar). Na een gemiddelde follow-up duur van 4.1 jaar werd er geen verschil gezien in cognitie tussen de medicatiegroepen.
Deze uitkomst suggereert dat het niet uitmaakt welk van de onderzochte medicijnen voor diabetes wordt gegeven als het gaat over het effect op cognitie over een korte periode. Dit is in tegenstelling tot de uitkomsten van eerdere observationele studies die suggereren dat incretine therapie (waaronder GLP-1 receptor agonisten) juist een extra beschermende werking heeft op cognitie ten opzichte van andere diabetes medicatie.
Mogelijk dat in GRADE de follow-up duur te kort was en mensen relatief te jong waren om effecten op cognitie aan te tonen. Ook is het onduidelijk of deze resultaten gelden voor andere, meer potente incretine medicijnen dan liraglutide, zoals semaglutide en tirzepatide.
Er lopen verschillende trials die specifiek het effect van incretine therapie onderzoeken op de cognitie bij oudere mensen met al cognitieve achteruitgang, zoals de ELAD studie (NCT01843075; studie met liraglutide) en EVOKE trials (NCT04777396 en NCT04777409; studies met semaglutide).
De uitkomsten van die trials worden later dit jaar verwacht en zullen mogelijk meer duidelijkheid geven over het effect van incretine therapie op de cognitie.