Per 1 augustus 2025 vervallen de aanvullende vergoedingsvoorwaarden voor SGLT2-remmers bij de behandeling van diabetes mellitus type 2. Dat betekent dat zorgverleners deze middelen eenvoudiger kunnen voorschrijven, zonder dat patiënten aan extra voorwaarden hoeven te voldoen. De middelen blijven vergoed uit het basispakket.
Het Zorginstituut Nederland heeft op 1 juli 2025 geadviseerd om de zogeheten bijlage 2-voorwaarden voor de SGLT2-remmers te laten vervallen. Het gaat om de middelen:
- Empagliflozine (Jardiance)
- Dapagliflozine (Forxiga)
- Ertugliflozine (Steglatro)
- Canagliflozine (Invokana)
Deze middelen blijven opgenomen op bijlage 1A van het Geneesmiddelenvergoedingssysteem (GVS), in cluster 0A10BXAO.
De aangepaste positionering van SGLT2-remmers volgt uit de herziene NHG-standaard Diabetes mellitus type 2 (2024). Daarin wordt aanbevolen om SGLT2-remmers niet alleen bij patiënten met een zeer hoog cardiovasculair risico in te zetten, maar ook bij patiënten die vier of meer risicofactoren hebben, zoals:
- roken
- therapieresistente hypertensie
- verhoogd LDL-cholesterol
- leeftijd ≥ 60 jaar
- chronische nierschade (mild verhoogd risico)
De bestaande bijlage 2-criteria waren gebaseerd op de oude richtlijn en sloten deze bredere inzet uit. Door het loslaten van deze voorwaarden ontstaat ruimte voor persoonsgerichter voorschrijven.
Minder administratie
Volgens het Zorginstituut is het risico op niet-gepaste inzet klein en zijn de extra kosten beperkt. Ook zorgverzekeraars onderschrijven dit. Bovendien was het administratieve proces rondom verantwoording voor voorschrijvers en apotheken (bijvoorbeeld via ZN-formulieren) omslachtig geworden. Deze formulieren zijn sinds 1 september 2024 al afgeschaft .
Wetenschappelijke onderbouwing
De aangepaste plaatsbepaling is mede gebaseerd op een netwerkmeta-analyse van Shi et al. (BMJ, 2023). Die laat zien dat SGLT2-remmers gunstig uitpakken op harde eindpunten (zoals CV-mortaliteit, hartfalen, eindstadium nierschade) bij patiënten met ≥ 4 risicofactoren. Voor deze subgroep geldt een klinisch relevant behandelrendement (NNT = 27–30 over vijf jaar) .
Lees het volledige advies op de site van het Zorginstituut: